Een beginnend blog-schrijfster uit Rhenen
Wilde een onderwerp aan het nieuws ontlenen
Na oud & nieuw – het is heus
Had zij al zóveel keus
Met gemak kon ze haar publiek entertainen
In een paar zinnen zegt dit iets over mijn onzekerheid over het vinden van onderwerpen voor dit blog, de wens om relevante en actuele onderwerpen aan te snijden, maar ook dat het de bedoeling is dat het leuk is om te doen én om te lezen. En deze zinnen laat mijn voorliefde voor het spelen met woorden zien.
Inmiddels heb ik er een hele pagina aan gewijd: Limericks. Limericks zijn mini-verhaaltjes van vijf regels met en rijmschema van a-a-b-b-a. Ze bestaan waarschijnlijk al vanaf de zeventiende eeuw in meerdere Europese talen en waren vaak bedoeld als (gezongen) volksversjes (bron: Limericks&Limericken door Bas Hageman).
De limerick is voor mij een perfecte match tussen het spelen met taal en het bouwen aan een verhaal. En je blijkt hier ook prima de improvisatieregels te kunnen toepassen. Serge – die ik ken van de improvisatietheatervereniging waar we beiden lid van zijn – deelt de voorliefde voor limericks én voor improvisatie. Per whats-app zijn we begonnen samen limericks te maken. Daarbij zet één van ons de eerste twee regels voor, de ander bouwt daarop verder met de volgende twee regels en de eerste rondt het verhaal af met de eindregel die moet rijmen op de eerste twee én een pointe (een verrassend einde) ‘moet’ bevatten. We dagen elkaar uit om voort te bouwen en te reageren op de aanzet van de ander. En die aanzet dus ook volledig te accepteren – de basisregel van impro). Er is sprake van een balans tussen snelheid van reageren en geslaagde woordgrappen en metrum. Niet alle Limericks zijn even geslaagd, maar het levert regelmatig pareltjes op. En niet onbelangrijk: het levert altijd een glimlach als er een onverwachte wending in je scherm verschijnt.
Bij improvisatietheater leer je om in een scene zo snel mogelijk de Wie-Wat-Waar neer te zetten: wie zijn de personages op het podium, wat is hun relatie, wat is er aan de hand? En je leert dat een verhaal een opbouw kent waar de Wie-Wat-Waar helder maakt wat de normale situatie is en er vervolgens een probleem ontstaat. En dat probleem wordt groter, groter en groter. Tot er een einde aan het verhaal wordt gemaakt.
In de eerste zin van de Limerick komt meestal het personage en een plaatsnaam voor. De tweede zin geeft meestal aan wat normaal is (een gewoonte, een karaktertrek, een verlangen). De derde en vierde zin introduceren een probleem. En dan is het de bedoeling dat het verhaal in de laatste zin met een kwinkslag wordt afgemaakt. De afsluiter van het verhaal is best lastig. Soms komen we er niet helemaal uit en blijven er meerder opties mogelijk:
Real-time een limerick uit de mouw schudden op basis van input van publiek zorgt voor een te groot verlies aan kwaliteit en metrum. Er blijkt toch een paar minuten nodig om een verhaal rond te kunnen maken. Input krijgen we nu van alles wat langskomt, zoals de tuinvogeltelling dit weekend:
Soms is er wat taaltechnisch reparatiewerk nodig. Zo ontstond onderweg naar huis (op een avond met impro-les) de volgende limerick:
Een geslaagd verhaaltje, maar wel met twee keer de woorden “zijn/haar best doen” en twee keer “te zijn”. Dat is opgelost door de beginzinnen te vervangen door:
Het zou leuk zijn om met input van anderen aan de slag te kunnen. Je ziet dat bijvoorbeeld bij de sprookjes die de Vlaamse impro-speler Jeron Dewulf wekelijks met een collega in aanwezigheid van een live publiek inspreekt voor de podcast “De niet zo serieuze sprookjes”. In zo’n zeven minuten ontstaat er, met een van het publiek gekregen titel, een nieuw sprookje. Ze zijn sowieso leuk om naar te luisteren – maar ook leerzaam. Let maar eens op: de Wie-Wat-Waar wordt meestal heel snel duidelijk en woorden als “zoals altijd” en “maar toen” en “plotseling” duiden aan wanneer het probleem ontstaat. En bij een sprookje hoort een moraal – een mooie afsluiter van het verhaal.
De sprookjes van Dewulf zijn vaak stereotype en overtrokken – dat gebeurt bij onze impro-limericks ook. Maar dat wil niet zeggen dat het persé ongeloofwaardig is. Luister maar eens naar de meer dan 230 afleveringen van de Echt Gebeurd podcast waar echt gebeurde verhalen worden verteld door de hoofdpersoon zelf. Daar gebeuren vaak heel onwaarschijnlijke dingen, terwijl het wel geloofwaardig blijft! Ook hier is er vaak snel duidelijk wie waar is en wat er normaal gesproken gebeurt. Vervolgens komt de wending en een opbouw en uitvergroting van het probleem. Wat maakt het dan geloofwaardig? Ik denk de hoeveelheid details, de pauzes, de tussenzinnen en de beschrijving van het gevoel van de persoon in kwestie. Heel leerzaam voor het neerzetten van reële scenes bij het improviseren!
Maar bij limericks moet het in vijf regels én op rijm – dat schuurt dus vaak lekker tegen het absurdistische.
Daag jij ons uit door ons een beginzin te geven?
Kijk voor een selectie van de impro-limericks op de limerick-pagina. Deze zal ik regelmatig aanvullen.
15 februari 2020 at 15:26
Superleuk dit! Mooi ook om een kijkje in de keuken te krijgen op deze manier ☺️
Een dierenarts uit West-Vlaanderen
Een restaurateur in het Colosseum
Een vijfjarig meisje in Wenen
Een zangeres uit Gent
Een banjospeler in Cannes
Ik ga van jullie pareltjes genieten de 18de!
Liefs, Tamara