In 1986 (!) maakten van Kooten en de Bie een aflevering over de “arrogneut” – een thuiswerker. Die sketch moet je echt even kijken! Toen al legden ze de twee grootste valkuilen van thuiswerken bloot: de oncontroleerbaarheid (in dit geval door de schuld aan de kantoorklerk geven) en de afleiding van de thuissituatie (hier een treintjes-hobby).
Thuiswerken is zo gek nog niet. Na 4,5 jaar ben ik nog steeds een mislukte ambtenaar, maar het thuiswerken zorgt er voor dat ik trekken begin te vertonen van de “arrogneut”, het op afstand werken maakt van mij een letterlijke raamambtenaar! Want mijn treintjes zijn de vogels in de tuin.
Gisteren startte de meteorologische lente. Bomen zitten vol in de knop – de eerste blaadjes komen uit – maar ze zijn nog kaal genoeg om alle vogels te zien zitten. En vaak hoor je ze eerder. Dit is het moment dat de wintergasten er nog zijn en de zomergasten aankomen. Dit is het moment dat de beste plekken worden uitgekozen en de nesten worden gebouwd. Vogelen van achter je raam. Wat een bonus!
Pal tegenover ons raam staat een grote Paardenkastanje. De vaste fourageerplek voor het koppeltje boomkruipers. De boomkruipers eten nooit samen, maar wel vaak tegelijk met ons. Ik wist niet dat er zoveel duizendpoten in de bast van de Kastanje verscholen zitten! Met hun licht gekromde, spitse snaveltje trekken de boomkruipers de lange spartelende beestjes er zo tussenuit.
Er zijn veel vaste bewoners van ‘onze voortuin’. Naast de boomkruipers hebben we merels, gaaien, eksters, koolmezen, pimpelmezen, vinken, (hout-, tortel- en stads-)duiven en kraaien. De laatste hebben hun nestelpogingen helaas opgegeven door de harde wind. Ik hoop dat ze terugkomen. De houtduiven hebben hun nest in de Paardekastanje nu niet bezet. Een leegstaand pand met kapotte ramen is namelijk veel aantrekkelijker! Hilarisch om te zien hoe deze krakers door het lege pand met hoge plafonds vliegen.
Er zijn ook hanggroepers in de tuin. De kauwen, spreeuwen en halsbandparkieten komen altijd met veel, maken een hoop herrie, schijten de boel onder en vreten alles wat los en vast zit… en verdwijnen weer.
Vorig jaar hebben we met de buurt een insectenhotel gemaakt. Meer voor de vorm en het samen doen, dan dat we verwachtten dat er echt insecten in gaan zitten. Totdat er (op 11 september 2019) een aanslag op het hotel werd gepleegd door de grote bonte specht. Een fantastisch schouwspel. En: er zitten dus wel degelijk insecten in! Nou ja, er zaten in ieder geval insecten in.
Naast de specht zijn er meer stamgasten. Zoals de roodborst. Fier fluit hij/zij zich een eind in de rondte; de buurtkatten uitdagend. Maar ook de heggenmus scharrelt schichtig rond. Mocht je (net als ik) moeite hebben om het verschil te zien tussen een huismus en een heggenmus, dan zijn er twee cursussen van de Nederlandse Vogelbescherming die leuk zijn om te doen. Eentje over tuinvogels en een andere over vogels in Nederland.
Er is ook een stamgast die we bijna nooit zien, maar die zich wel laat horen: de bosuil.
Heel soms hebben we bijzondere gasten. Zo is er af en toe een koperwiek, een zwarte roodstaart, een grote gele kwikstaart en hebben we twee jaar geleden zowaar een verdwaalde fazant gehad. Een imposant beest, waar zelfs de katten (die gerust een kauw of duif wegplukken) van onder de indruk waren.
Vogelen doe ik eigenlijk altijd op vakantie: vogelboek, verrekijker en camera staan op de paklijst: het zorgt dat je beter waarneemt. Dat je af en toe letterlijk stil staat. En het werkt heerlijk ontspannend. Nu we zo min mogelijk naar buiten gaan (en onze vakantie niet doorgaat) is vogelen vanuit je raam een mooie bezigheid. Vogelen vanachter je bureau!
Welke vogels zie jij als je uit je raam kijkt?
PS er is één vogel-waarvan-ik-de-naam-niet-genoemd-heb… Een stoorzender, een pestkop, een … daarover meer in mijn volgende blog!
Recente reacties